Trefwoord(en) | Feiten en omstandigheden die redelijkerwijs ... Ernst van het vermoeden Tijdsverloop Zakelijk samenwerkingsverband |
---|---|
Toepassingsgebied(en) | Exploitatievergunning horeca Drank- en horecavergunning |
Wetsartikel(en) | Art. 3 lid 2 sub a Art. 3 lid 2 sub b Art. 3 lid 3 sub a Art. 3 lid 3 sub b Art. 3 lid 4 sub c |
Hoofdpunten
- De uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening.
- r.o. 10. Het zakelijk samenwerkingsverband tussen de betrokkene en haar echtgenoot is voldoende aannemelijk. Daarbij vermeldt de rechter het volgende:
- Ze wonen samen boven het betrokken café.
- Uit verklaringen van de betrokkene en haar echtgenoot blijkt expliciet dat hij diverse werkzaamheden in het café verricht.
- De echtgenoot is meerdere malen achter de bar gesignaleerd.
- r.o. 12. Zolang veroordelingen in de justitiële registers vermeld zijn, mogen ze bij de beoordeling (“in het advies”) betrokken worden.
- r.o. 12. Dat nog geen (verdere) vervolging heeft plaatsgevonden, houdt geenszins in dat de persoon met wie de betrokkene een zakelijk samenwerkingsverband en zijn vader niet meer als verdachte worden aangemerkt. De nog steeds bestaande verdenking – gebaseerd op het aantreffen van een hennepkwekerij en op informatie van een informant – mocht bij de beoordeling betrokken worden.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 12/262VV
Uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening)
inzake
[naam 1],
wonende te Zierikzee,
verzoekster,
gemachtigde mr. H. Goedegebure, advocaat te Zierikzee,
tegen
de Burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,
gevestigd te Zierikzee,
verweerder.
- Procesverloop
Verzoekster heeft een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van 19 maart 2012 van verweerders (het bestreden besluit), waarbij een aantal vergunningen zijn geweigerd.
Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerders hebben de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende stukken overgelegd aan de rechtbank. Daarbij hebben verweerders de rechtbank gevraagd om artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe te passen op een advies van 24 januari 2012 van het landelijk bureau Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) met betrekking tot de vergunningsaanvragen van verzoekster.
Bij uitspraak van 10 april 2012 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is. Verzoekster heeft vervolgens toestemming gegeven voor beperkte kennisname door de rechtbank.
Het verzoek is op 12 april 2012 behandeld ter zitting. Verzoekster en haar echtgenoot zijn daar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden mr. B.F.Th. de Moor, advocaat te Middelburg, en J.A. Straver, werkzaam bij de gemeente Schouwen-Duiveland.
Overwegingen
- Verzoekster heeft op 11 juli 2011 bij de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland een aanvraag ingediend voor een exploitatie- en terrasvergunning voor haar café aan de [adres 1]. Op diezelfde datum heeft zij een drank- en horecavergunning voor het café aangevraagd bij het College van Burgemeester en Wethouders.
- Een verzoek om een gedoogbeschikking zolang de aanvragen in behandeling zijn, hebben
verweerders afgewezen in hun brief van 4 november 2011. Daarbij is toegezegd dat in principe niet handhavend zal worden opgetreden gedurende de behandeling van de vergunningsaanvragen.
- Het Landelijk bureau Bibob heeft op verzoek van verweerders in verband met de gevraagde vergunningen een onderzoek ingesteld en op 24 januari 2012 advies (het Bibob-advies) uitgebracht. De conclusie van het Bibob-advies is dat er ernstig gevaar bestaat dat de gevraagde beschikkingen mede zullen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten en dat de gevraagde beschikkingen mede zullen worden gebruikt om strafbare feiten te plegen.
- Op grond van het Bibob-advies hebben verweerders in het bestreden besluit de gevraagde
vergunningen geweigerd. Daartegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
- In het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster gevraagd om schorsing van het bestreden besluit totdat op het bezwaar is beslist, zodat zij in staat is om haar horecabedrijf voort te zetten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het Bibob-advies onvoldoende is gemotiveerd. Zij heeft geen zakelijk samenwerkingsverband met haar echtgenoot [naam 2]. Er is niet aangetoond dat haar echtgenoot in het café werkzaam is. Het bedrag van € 5.000,- dat zij heeft ontvangen van haar schoonvader [naam 3], wordt ten onrechte in verband gebracht met eerder gepleegde strafbare feiten. Er kan volgens verzoekster geen rekening worden gehouden met de verdenking van [naam 2] en [naam 3] in december 2011 dat zij een hennepkwekerij hebben geëxplodeerd. Er moeten concrete feiten en omstandigheden zijn voor die verdenking. Er is geen sprake van enige strafrechtelijke vervolging of veroordeling. In het Bibob-advies wordt verwezen naar strafbare feiten in het verleden gepleegd door [naam 2], terwijl hij meerdere jaren geheel niet meer in aanraking is geweest met de politie. Er zijn geen mededelingen van overlast geweest in de voorbije
maanden. Ter ondersteuning van verzoekster standpunt heeft de gemachtigde van verzoekster verwezen naar jurisprudentie gepubliceerd onder de LJ-nummers BK 2970, BR 4727 en BV 9397.
- Verweerders zijn van mening dat het Bibob-onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De exploitatie- en terrasvergunning is onder meer geweigerd op grond van artikel 3, eerste lid, onder a en b, van de Wet Bibob. Daarnaast ook in het belang van openbare orde. De drank- en horecavergunning is eveneens geweigerd op grond van genoemde artikelen van de Wet Bibob en verder op grond van de artikelen 27, derde lid, en 28, eerste lid, van de Drank- en horecawet. Ten aanzien van de bezwaren van verzoekster stelt verweerder dat de echtgenoot veelvuldig in het café is gesignaleerd in een leidinggevende rol. Ook uit het verslag van het gesprek dat de handhavingsambtenaar met de echtgenoot had op 16 maart 2012 blijkt dat de echtgenoot nauw bij de exploitatie van het café is betrokken. De voorhanden informatie levert voldoende gronden voor het vermoeden dat de lening van € 5.000,- crimineel geld is. De betrokkenheid [naam 2] en [naam 3] bij de hennepkwekerij heeft geleid tot opsporings- en vervolgingsacties. Er is dus geen reden om die betrokkenheid niet in de beschouwing te betrekken. Strafrechtelijke veroordelingen in het verleden kunnen volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) bijdragen aan de conclusie dat sprake is van een ernstige mate van gevaar. Ook als verzoekster zelf niets van doen zou hebben met de in het zakelijk samenwerkingsverband gepleegde strafbare feiten, kunnen die in de Bibob-beoordeling worden meegenomen. De beleidsregels Wet Bibob gemeente Schouwen-Duiveland 2010 zijn van toepassing op alle gemeentelijke vergunningen voor horeca-inrichtingen. Niet valt in te zien dat verweerder in strijd met de beleidsregels heeft gehandeld.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
- Artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob luidt:
Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wat daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
- uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
- strafbare feiten te plegen.
- Artikel 27, derde lid, van de Drank- en horecawet luidt:
Een vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 28, eerste lid van de Drank- en horecawet luidt:
Een vergunning wordt verleend, indien geen der in artikel 27 bedoelde weigeringsgronden aanwezig is.
- Artikel 2.28 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) luidt— voor zover hier van
belang —:
- Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
----
- Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of
gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en
leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
- Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is een zakelijk samenwerkingsverband van verzoekster met haar echtgenoot voldoende aannemelijk geworden. Zij wonen samen boven het café. In het dossier bevinden zich verklaringen van beide echtelieden waaruit expliciet blijkt dat [naam 2] diverse werkzaamheden verricht in het café. De toelichting die zij ter zitting desgevraagd hebben gegeven, maakt niet dat die verklaringen in een ander licht komen te staan. Verder is de echtgenoot meerdere malen achter de bar gesignaleerd.
- De financiering door [naam 3] is door het bureau Bibob onderzocht. Het is niet duidelijk geworden of dit een lening of een schenking is. Er is geen overeenkomst aangetroffen en de herkomst van het geld is niet vast te stellen. Tezamen met de overige gegevens over [naam 3] die in het Bibob-advies zijn verzameld, is het vermoeden gerechtvaardigd dat het om crimineel geld gaat.
- De overige bezwaren van verzoekster komen erop neer dat in het Bibob-advies teveel waarde wordt gehecht aan het — niet betwiste - strafrechtelijk verleden van zowel [naam 2] als [naam 3], terwijl het daarbij gaat om veroordelingen van jaren terug. De voorzieningenrechter verwerpt vooralsnog dit standpunt van verzoekster. De voorzieningenrechter verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2009 (LJN: BJ1892). De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat bureau Bibob zijn gegevens ontleent aan de justitiële registers en dat de vermelding van strafbare feiten in die justitiële registraties na een bepaald tijdsverloop wordt verwijderd. Na ommekomst van evenbedoeld tijdsverloop wordt een op zichzelf staand strafbaar feit derhalve niet in het Bibob-onderzoek betrokken. Nu ten tijde in geding de veroordelingen van [naam 2] en [naam 3] in de registers waren vermeld, mochten deze veroordelingen bij het advies worden betrokken.
Behalve aanwijzingen uit het verleden ten aanzien van [naam 2] en [naam 3] heeft het bureau Bibob het advies ook gebaseerd op aanwijzingen uit het heden, zoals de verdenking van de exploitatie van een hennepkwekerij. De hennepkwekerij is in december 2011 ontmanteld. De kwekerij bevond zich op het woonwagenterrein waar [naam 3] woont en op welk adres [naam 2] stond ingeschreven. De verdenking is overigens niet alleen gebaseerd op het aantreffen van de hennepkwekerij op het woonwagenterrein, naar ook op informatie van een informant. Dat er (nog) geen verdere vervolging heet plaatsgevonden, houdt geenszins in dat [naam 2] en [naam 3] niet langer als verdachte worden aangemerkt. De nog steeds bestaande verdenking mocht dus bij de beschouwingen in het Bibob-advies worden betrokken.
- Het is niet gebleken dat de feiten die in het Bibob-advies zijn verzameld voor de conclusie te weinig of te weinig directe aanwijzingen bieden of dat ze in verschillende richtingen wijzen, onderling tegenstrijdig zijn of niet stroken met hetgeen overigens bekend is. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben verweerders zich dus mogen baseren op de conclusie van het Bibob-advies. Daaruit volgt dat verweerders in redelijkheid de in geding zijnde vergunningen hebben mogen weigeren.
- Gezien het voorgaande is geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
- Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.M. Reinarz als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier, en op 20 april 2012 in het openbaar uitgesproken.