Toepassingsgebied(en) | Drank- en horecavergunning Exploitatievergunning horeca |
---|
Hoofdpunten
Een ondernemer moet de deuren van zijn restaurant sluiten. De gemeente mocht de voorlopige toestemming om te starten met het restaurant vooralsnog intrekken. De gemeente heeft het restaurant laten sluiten nadat zij informatie van de politie had ontvangen.
Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5187
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2017 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. F. Yildiz),
en
Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid, Afdeling Vergunningen, verweerder
(gemachtigden: mr. M. Boermans, F. Benschop en N.A. van Exel).
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “de gemeente”.
Procesverloop
Bij besluit van 31 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft de gemeente de Voorlopige Toestemming tot exploitatie van restaurant [restaurant verzoeker] ingetrokken. [verzoeker] dient uiterlijk op 8 september 2017 de exploitatie van het restaurant te staken totdat er op zijn aanvraag voor een exploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunning is beslist.
[verzoeker] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt het besluit te schorsen totdat op zijn bezwaar is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2017. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. L. Kuijper, waarnemer van [verzoeker] ’s gemachtigde. Ook was aanwezig mevrouw Krasniqi, tolk in de Albanese taal. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Procedurele voorgeschiedenis
1. Op 14 november 2016 heeft [verzoeker] een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning en een Drank- en Horecawetvergunning voor restaurant [restaurant verzoeker] op het adres [adres] . De gemeente heeft aan [verzoeker] mondeling een Voorlopige Toestemming gegeven op basis waarvan hij het restaurant mag exploiteren totdat op zijn aanvraag is beslist.
In geding zijnde besluitvorming van de gemeente
2.1
Op 3 april 2017 ontving het Cöordinatiebureau Bibob (CBB) van de gemeente een bestuurlijke rapportage van de politie met belastende informatie over [verzoeker] . Op 6 juni 2017 is het dossier over [verzoeker] en [restaurant verzoeker] in het kader van de Wet Bibob voor nader onderzoek en advies doorgestuurd naar het Landelijk Bureau Bibob (LBB). De gemeente heeft [verzoeker] hier op 8 juni 2017 over geïnformeerd.
2.2
Op 3 augustus 2017 ontving het CBB een e-mail met politie-informatie die de eerder ontvangen belastende informatie over [verzoeker] ondersteunt en versterkt. Uit deze informatie en de bestuurlijke rapportage van 3 april 2017 blijkt jegens [verzoeker] een verdenking van witwassen. Tijdens een doorzoeking in de woning van [verzoeker] op 30 januari 2017 zijn op ongebruikelijke plaatsen grote sommen contant geld aangetroffen waarvan de herkomst onduidelijk is. Ook werd er een grote hoeveelheid sieraden van aanzienlijke waarde gevonden en zijn meerdere autosleutels aangetroffen. Over de auto’s zijn gegevens verzameld. In één van de auto’s werden twee verborgen ruimtes aangetroffen. Op 1 juli 2017 is één van de andere auto’s rijdend aangetroffen en gecontroleerd. In de kokerbalk van de auto is toen een bedrag van € 923.190,- aangetroffen. Het Openbaar Ministerie heeft een strafrechtelijk onderzoek naar [verzoeker] ingesteld.
2.3
Op basis van deze informatie adviseert de directeur Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Amsterdam op 15 augustus 2017 om de Voorlopige Toestemming in te trekken.
2.4
In het bestreden besluit stelt de gemeente zich op het standpunt dat het niet wenselijk wordt geacht dat het restaurant geopend is in afwachting van het advies van het LBB. Om die reden heeft de gemeente de Voorlopige Toestemming tot exploitatie ingetrokken op grond van artikel 3.7, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).1
Standpunt [verzoeker]
3. [verzoeker] is het niet eens met de intrekking van de Voorlopige Toestemming. Hij voert aan dat de door de gemeente genoemde omstandigheden niet zwaarwegend genoeg zijn om tot intrekking over te gaan. [verzoeker] erkent dat er jegens hem een strafrechtelijke verdenking van witwassen bestaat. Hij is in dat kader verhoord, maar er zijn geen verdere ontwikkelingen. Het strafrechtelijk onderzoek is nog in een vroeg stadium. De betrokkenheid van [verzoeker] is nog in geschil. Om hem dan te verplichten zijn onderneming te staken gaat te ver. Niet duidelijk is waarom in dit geval het advies van het LBB niet kan worden afgewacht. De belangen van [verzoeker] bij voortzetting van de exploitatie van het restaurant zijn groot. De gemeente heeft dan ook een onjuiste belangenafweging gemaakt.
Beoordeling voorzieningenrechter
4.1
De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Zij let daarbij op de belangen van partijen. In dit geval maakt zij een afweging tussen aan de ene kant het belang van [verzoeker] dat het intrekkingsbesluit gedurende de bezwaarfase wordt geschorst en aan de andere kant de belangen van de gemeente bij de onmiddellijke uitvoering van het intrekkingsbesluit. Als algemeen uitgangpunt geldt dat er geen reden bestaat een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het intrekkingsbesluit rechtmatig acht.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente een Voorlopige Toestemming tot exploitatie kan intrekken als zwaarwegende feiten en omstandigheden zich verzetten tegen voortzetting van de exploitatie tot op de vergunningsaanvraag is beslist. Dit staat in artikel 3.7, derde lid, van de APV. De voorzieningenrechter dient in dit geval dan ook te beoordelen of sprake is van dergelijke zwaarwegende omstandigheden.
4.3
Uit de bestuurlijke rapportage van 3 april 2017 en de e-mail van de politie van
3 augustus 2017 komt het volgende naar voren. Op 30 januari 2017 heeft een doorzoeking in de woning van [verzoeker] plaatsgevonden, waarbij grote sommen contant geld en sieraden zijn aangetroffen waarvan de herkomst onduidelijk is. Tijdens de doorzoeking werd naast [verzoeker] ook de heer [naam] aangetroffen. [naam] gooide tijdens de doorzoeking autosleutels van het balkon. Deze autosleutels bleken te passen op onder meer een auto waarin twee verborgen ruimtes werden ontdekt en een auto waarin op 1 juli 2017 bijna een miljoen euro in een verborgen kokerbalk werd aangetroffen. De bestuurder van die laatste auto bleek nog ruim 6000 euro aan boetes open te hebben staan. Op het politiebureau belde hij een vriend, later bleek dat [naam] te zijn, die aan hem iets overhandigde, waarna vervolgens de boetes contant werden betaald.
4.4
[verzoeker] heeft ter zitting de onder 4.3 weergegeven feiten betwist. Hij heeft echter in het geheel geen onderbouwing van die betwisting gegeven. De voorzieningenrechter gaat daarom uit van de onder 4.3 weergegeven feiten.
4.5
Uit genoemde bestuurlijke rapportage en de mededeling van de politie heeft de gemeente kunnen concluderen dat er een verband bestaat tussen het aantreffen van het geld in de auto op 1 juli 2017 en de in de woning van [verzoeker] aangetroffen spullen en de daaruit volgende verdenking van witwassen jegens [verzoeker] . De gemeente heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat er een risico bestaat dat het restaurant zal fungeren als doorgeefluik tussen de boven- en onderwereld en dat zwart geld wordt witgewassen in de onderneming van [verzoeker] . Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende zwaarwegend om de Voorlopige Toestemming in te trekken.
4.6
Tot slot heeft [verzoeker] betoogd dat zijn (financiële) belangen bij het voortzetten van de exploitatie van het restaurant groot zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoeft dit voor de gemeente geen reden te zijn om af te zien van het intrekken van de Voorlopige Toestemming. De belangen van de gemeente bij intrekking van de Voorlopige Toestemming wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van [verzoeker] bij voorzetting van de exploitatie.
5. Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het bestreden besluit in de bezwaarfase waarschijnlijk stand houdt. Bij die stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de werking van het bestreden besluit te schorsen.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is genomen op 6 september 2017 en aan partijen telefonisch bekend gemaakt door de griffier op diezelfde datum om 14:30 uur.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.