Na het advies

Informatie over de mogelijke conclusies van een Bibob-advies, de beoordeling van de mate van gevaar en de consequenties die aan een Bibob-advies verbonden kunnen worden, kunt u vinden in de ‘Leidraad voor de gevaarsbeoordeling’.

Vergewisplicht

De overheidsinstantie dient zich op grond van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht ervan te vergewissen dat het onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Daarbij mag in beginsel van het advies worden uitgegaan, maar moet de overheidsinstantie wel onderzoeken of de feiten de conclusie kunnen dragen. Dat is bijvoorbeeld niet het geval als de feiten te weinig (directe) aanwijzingen voor de conclusie bieden of omdat ze in verschillende richtingen wijzen, onderling tegenstrijdig zijn of niet stroken met hetgeen overigens bekend is.

Aanvullend advies

Na de verstrekking van het reguliere advies kan er in het kader van de vergewisplicht een aanvullend advies worden aangevraagd. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de betrokkene (dan wel relevante derden) tijdens de zienswijzeprocedure of bezwaarfase nieuwe informatie overlegt die de conclusie over de mate van gevaar kan doen veranderen. Een aanvullende adviesaanvraag geschiedt door gerichte vragen over het aspect van het advies waarover de overheidsinstantie (meer) duidelijkheid wil verkrijgen. Het Landelijk Bureau Bibob (LBB) beoordeelt geen complete zienswijzen, aangezien deze niet alleen zien op het advies, maar ook op het voorgenomen besluit van de overheidsinstantie.

Verwijzen naar het advies in het besluit

Als het bestuursorgaan de inhoud en de conclusie van het advies onderschrijft, kan op grond van artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht worden volstaan met een verwijzing naar het Bibob-advies. Wel moet dan aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

• Het advies moet met het oog op het betreffende besluit zijn uitgebracht.
• Het advies moet de motivering van de mate van gevaar bevatten (dat is altijd het geval).
• Het advies moet rechtmatig zijn uitgereikt aan de betrokkene.

De motivering van de mate van gevaar hoeft dus niet in het besluit te worden opgenomen.

Geheimhoudingsplicht

Op Bibob-informatie (zoals het advies en de gegevens die via de Bibob-vragenlijst zijn verkregen) rust een strenge geheimhoudingsplicht (artikel 28 Wet Bibob). Het uitgangspunt is dat niemand deze informatie mag delen, tenzij het uitdrukkelijk wordt toegestaan door de Wet Bibob. Schending van de geheimhoudingsverplichting is strafbaar (artikel 272 Wetboek van Strafrecht). De Wet Bibob staat het doorgeven van informatie uit het advies onder meer toe aan:

• De betrokkene, indien dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing.
• De derde die voorkomt in de motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing, maar uitsluitend voor zover de gegevens hem betreffen.
• De leden van het driehoeksoverleg, uitsluitend voor zover noodzakelijk voor het ondersteunen van de overheidsinstantie bij de motivering van het besluit.
• Het RIEC, uitsluitend voor zover noodzakelijk bij de ondersteuning van de overheidsinstantie bij toepassing van de Wet Bibob.
• De bezwaarschriftencommissie.
• De rechter.
• Een bestuursorgaan.

Advies verstrekken aan de betrokkene en/of derde

In bepaalde gevallen hebben de betrokkene en zakelijke relaties van de betrokkene die in het Bibob-advies voorkomen (de derde) recht op een afschrift van (een deel van) het Bibob-advies. Wanneer dit het geval is leest u hieronder.

Betrokkene

In de Wet Bibob is bepaald dat de bevoegde overheidsinstantie aan de betrokkene bij een voorgenomen negatief besluit een afschrift van het Bibob-advies verstrekt. Dit is geregeld in artikel 28, derde lid, van de Wet Bibob in samenhang met artikel 33, eerste en tweede lid, van de Wet Bibob. In artikel 28, tweede lid, onder a, van de Wet Bibob staat dat de in het Bibob-advies opgenomen gegevens aan de betrokkene mogen worden doorgegeven, voor zover dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing. Als het hele advies noodzakelijk is voor de motivering van de beslissing kan het hele advies worden verstrekt aan de betrokkene.

Derde

In de Wet Bibob is voor wat betreft de derde bepaald dat het advies slechts wordt verstrekt voor zover het op hem betrekking heeft. Dit is geregeld in artikel 28, derde lid, van de Wet Bibob in samenhang met artikel 33, eerste en tweede lid, van de Wet Bibob. In artikel 28, tweede lid, onder b, van de Wet Bibob staat dat de derde, die in de motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing wordt vermeld, de in het Bibob-advies opgenomen gegevens mag ontvangen, maar dan uitsluitend voorzover de in die motivering opgenomen gegevens hem betreffen.

Betrokkene en derde

De bijlagen bij een Bibob-advies maken onderdeel uit van het Bibob-advies. Onder het begrip Bibob-advies valt ook een aanvullend advies.

Bij de toepassing van deze bepalingen moet de overheidsinstantie altijd de beginselen van de AVG in acht nemen. De AVG is altijd van toepassing, tenzij er een uitzondering geldt, zoals bijvoorbeeld artikel 28, tweede en derde lid, van de Wet Bibob. Ook bij die doorgifte zal de overheidsinstantie echter altijd de principes van de AVG in acht moeten nemen, zoals het beginsel dat niet meer verstrekt wordt dan noodzakelijk en dus niet meer dan de Wet Bibob aangeeft.

Het is aan de overheidsinstantie zelf om bij een voorgenomen negatief besluit in een concreet geval te beoordelen of en zo ja welke informatie uit het Bibob-advies met de betrokkene en/of de derde gedeeld wordt.

Zowel de betrokkene als de derde moeten schriftelijk op de geheimhoudingsplicht worden gewezen. Dit staat in artikel 28, derde lid, van de Wet Bibob.